WATERKETEN-NV LEVERT BESPARING ÉN MILIEUWINST OP woensdag 10 november 2010
Rioleringszorg is één van de taken die een waterketen-NV zou kunnen uitvoeren
De waterketen kan veel efficiënter werken door operationele samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. Dit levert schaalvoordeel op en biedt prikkels voor innovaties die ten goede komen aan ons milieu. Gelet op de benodigde investeringen in de toekomst (achterstallig onderhoud, klimaatverandering) is dit goed nieuws.
Meerwaarde van samenwerking
De commissie Feitenonderzoek Doelmatig Beheer Waterketen, onder leiding van ir. Maarten Gast, heeft in april 2010 berekend dat tot 550 miljoen euro kan worden bespaard, met behoud van kwaliteit en voorzieningen (zie ook WaterForum Online, 21 april 2010) Zowel het Rijk, IPO, Unie van Waterschappen,de VNG als ook de Vewin zien de meerwaarde van operationele samenwerking in. Op een aantal plaatsen worden vormen van samenwerking ook al in de praktijk gebracht: in Amsterdam (Waternet), Friesland (Aquario) en op kleinere schaal in Zuid Holland (Noordwijkerhout) zijn aantoonbare besparingen gerealiseerd en kwaliteitsverbeteringen doorgevoerd.
NV biedt beste structuur
Uit onderzoek dat wij uitvoerden (in samenwerking met ir. Hans van der Eem van Weldra) voor Hoogheemraadschap Rijnland blijkt dat de Naamloze Vennootschap de meest geschikte ‘governance-structuur’ biedt voor een dergelijke uitvoeringsorganisatie. In deze structuur zijn er drie centrale rollen en verantwoordelijkheden: er is een Bestuur dat zorgt voor een efficiënte uitvoering van de operatie; er is een onafhankelijke Raad van Commissarissen, die toeziet op het Bestuur; en er is een Aandeelhoudersvergadering waarin de belangrijke beslissingen met betrekking tot het beleid van de onderneming worden genomen dan wel goedgekeurd. Het model waarin gemeenten en waterschappen deelnemen in een overheids-NV heeft daarom de voorkeur, hoewel de praktijk leert dat ook andere structuren in de praktijk kunnen werken (stichting, GR, zelfs de coöperatie is mogelijk).
Voorwaarden voor de praktijk
De vraag is dus: hoe krijgen we landelijk de vorming van dergelijke uitvoeringsorganisaties van de grond?Dit is mogelijk als samenwerking aantrekkelijk wordt gemaakt voor de gemeenten en waterschappen. De nieuwe minister van Ruimte en Milieu zou daarom opdracht moeten krijgen om minimaal tien en maximaal twintig regionale uitvoeringsorganisaties in te richten. Deze uitvoeringsorganisaties moeten aan drie belangrijke voorwaarden voldoen:
1. De deelnemers moeten ook eigenaar zijn van de uitvoeringsorganisatie; op die manier komen alle schaalvoordelen en kwaliteitsvoordelen terug bij de partijen die erin hebben geïnvesteerd. Via het aandeelhouderschap is dit mogelijk.
2. De uitvoeringsorganisaties moeten direct kostenvoordelen toezeggen en realiseren voor de deelnemers, zodat samenwerking een positieve prikkel geeft aan de gemeenten en waterschappen. Dit is voor de uitvoeringsorganisatie weliswaar een 'ondernemersrisico', maar de praktijk leert dat efficiencywinsten tot 10% kunnen worden gerealiseerd, dus een deel daarvan kan best op voorhand al worden uitgekeerd. De NV kan dit ondernemingsrisico financieren, omdat het een overheids-NV is, zelfs onder gunstige voorwaarden
3. Gemeenten en waterschappen moeten de kans krijgen om maatwerk te kopen, zodat een (beperkt) aantal combinaties van uitbesteden en zelf doen mogelijk blijft. Zo zou de NV als opdrachtnemer van een gemeente al dan niet het GRP kunnen opstellen en zouden inspectietaken door de gemeente kunnen worden uitgevoerd. Ook advieswerk bij de inrichting van nieuwe wijken of herinrichting van bestaande structuren zou al dan niet kunnen worden uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie.
Bezuiniging zonder slechtere service
Via deze drie voorwaarden wordt samenwerking aantrekkelijk gemaakt voor de gemeenten en waterschappen. Hun (gerechtvaardigde) belangen worden veiliggesteld en zij krijgen direct een bezuinigingsmogelijkheid aangereikt. Uit de reacties van de koepelorganisaties op het rapport van de commissie Feitenonderzoek blijkt dat alle partijen op zich wel brood zien in publiek-publieke samenwerking in de waterketen. In aanvulling hierop is nu bestuurlijke regie nodig van de minister nodig. Hij of zij moet de uitdaging aangaan om te komen tot het beperkt aantal uitvoeringsorganisaties en hij of zij moet dan wel een stok achter de deur hebben voor het geval dat het toch niet opschiet. Want een dergelijke bezuiniging, die niet leidt tot slechtere dienstverlening aan burgers en bedrijven, kunnen we toch niet laten ‘weglekken’?
Teun Sluijters en Jan Berkenbosch
mr. drs. A.H.J. Sluijters is partner bij CPI Governance
ir J. Berkenbosch MPA, kwartiermaker integraal waterketenbeheer bij Hoogheemraadschap Rijnland
*Dit artikel is aangeboden aan Waterforum en is in aangepaste vorm ook verschenen in het Financieele Dagblad, 13-9-2010